Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits kwam recent met een nieuw Vlaams Vaccinatieplan. Een onderdeel van dat plan is dat tegen 2030 negentig procent van de gezondheidswerkers gevaccineerd 'moet' zijn tegen griep.
Een ambitieus plan, deze benchmark is echter te hoog gegrepen, tenzij verplichte vaccinatie (met al dan niet een opt-out mogelijkheid) om de hoek zou komen kijken.
Voorheen was er een plan om in 2020 80% procent vaccinatiegraad te behalen bij de gezondheidswerkers (in Europa 75% als doel). Dat doel werd niet behaald, tenzij in een enkel ziekenhuis (62-85%) of enkel woonzorgcentrum (62-83%)(Studie van de vaccinatiegraad in Vlaanderen 2020, UA & KU Leuven, 2022). Ondanks de vele jaren van grote inspanningen blijft de dekkingsgraad wereldwijd onder gezondheidswerkers (te) laag, België vormt daar geen uitzondering op.
De vierde risicogroep volgens de Hoge Gezondheidsraad, bestaat uit "iedereen werkzaam in de gezondheidssector". Dit is een zeer breed begrip. Vooral de gezondheidswerkers in direct patiënten- of bewonerscontact (veelvuldige en/of face-to-face contacten), maar ook de andere collega's kunnen mee helpen zorgen voor een zo groot mogelijk kudde-effect.
Griepvaccinatie kan gezien worden als solidariteit en altruïsme om het kudde-effect of groepsimmuniteit te realiseren. Professionele licenties voor het beoefenen van de geneeskunde, de verpleegkunde of een aanverwant paramedisch gebied resulteren in speciale privileges en verantwoordelijkheden. Vaccinatie wordt gezien als één van die verantwoordelijkheden.
Er doen heel veel mythes en vooroordelen de ronde over de griepprik, ook bij gezondheidswerkers. Een terugkerende vraag is nog steeds: "Laat ik mij dit jaar (weer) vaccineren tegen de griep?".
Al bij de eerste vaccins voor pokken, was er al een tendens om zich niet te laten vaccineren (Jenner, 19de eeuw). Niets nieuws onder de zon dus. Maar waarom 'weigeren' gezondheidswerkers de griepvaccinatie? Er is een zekere aarzeling (hesitancy of reluctance) alvorens over te gaan tot het vaccineren, die heterogeen en multifactorieel van karakter is (ethisch, religieus, medisch, overtuiging, autonomie).
Daarnaast spelen er nog organisatorische redenen, twijfel over de effectiviteit van het vaccin en persoonlijke redenen (zoals "het recht om zelf ook ziek te zijn").
De klinische en volksgezondheidsperspectiefkaders hebben geleid tot argumenten voor en tegen het verplicht stellen van vaccinatie. Enerzijds ondersteunen de klinische ethische kaders de verplichte immunisatie op basis van de plicht die gezondheidswerkers hebben om het welzijn van patiënten te verbeteren.
Anderzijds wordt schending van de autonomie van de werknemer genoemd als een primair bezwaar tegen de vereiste van immunisatie.
Evidence-based studies die de impact van de influenzavaccinatie-uitkomsten documenteren, zouden de beslissingen over het gebruik van een verplicht vaccinbeleid voor werknemers in de zorgsector kunnen beïnvloeden.
Ondanks het voortdurend debat over de bewijskracht in systematische reviews, hebben wereldwijd sommige overheidsinstanties en meerdere organisaties in de gezondheidszorg geoordeeld dat het bewijs voldoende sterk is om een verplicht vaccinatiebeleid voor werknemers in de zorg te rechtvaardigen.
Maar het blijft controversieel om de griepvaccinatie verplicht stellen, met name door ethische en legale implicaties. De begrippen en principes zoals 'primum non nocere' (Hippocrates), beroepsethiek, autonomie en individuele vrijheid, passeren vaak de revue.
Dit gezegd zijnde, laten we met zijn allen zorgen dat vaccins een schot in de roos blijven ... 180!
To be or not to be vaccinated, that's the question for healthcare workers!