Op 21 december baarde het overleg artsen-ziekenfondsen een nieuw tweejarig akkoord. Goed maar weinig verrassend nieuws. Al decennia lang volgt men immers hetzelfde scenario. Eerst stijgt de temperatuur en vervolgens roken de partners - doorgaans dankzij een uitgekookte voorzitter - op de valreep van het nieuwe jaar de vredespijp.
Syndicaten en ziekenfondsen kwamen overeen om het overlegmodel te moderniseren. Concreet wil men vervrouwelijken, vergadervriendelijke uren invoeren, discussies rationeler onderbouwen enzoverder. Niet onbelangrijk - en ongetwijfeld een Bvas-eis - is dat artsenvertegenwoordigers klinisch actief moeten zijn.
Dat vertolkt een oude vrees: professionele vergadertijgers gaan vaak te veel mee in de overheidslogica en vervreemden van de realiteit. Onze uitgebreide kaste beroepspolitici in de vele regeringen, parlementen en commissies die ons land rijk is, vormt van dat laatste een afschrikwekkend voorbeeld. Dat doet het aantal niet zelden dwaze wetten, besluiten en decreten alleen maar toenemen.
Meer heil brengt een rationeel overlegmodel, met andere woorden door te snoeien in het ontelbaar aantal raden en commissies
Ook voor de artsensyndicaten is het zaak met beide voetjes op de grond te blijven. Maar engagement kost tijd. En tijd is geld. Syndicaal actief worden én als arts blijven werken, leidt derhalve tot inkomensverlies. Naast zitpenningen kan hieraan deels verholpen worden door de invoering van doordachte (online) vergadermethodes.
Meer heil nog brengt een rationeel overlegmodel, met andere woorden door te snoeien in het ontelbaar aantal raden en commissies. In dat bedje is de ziekteverzekering wel erg ziek. Het verklaart mee de moeizame besluitvorming en de traagheid om - in normale tijden - veranderingen door te voeren.
Schrappen dus, die praatbarakken. Al lezen we in het akkoord ook dat een op te richten 'speciale werkgroep' het post-covidtijdperk gaat voorbereiden...