"I am the virus" (Killing Joke, 2015)

Naast het mazelenvirus kwam een ander virus recent in de media, het parvovirus B19. Mijns inziens werd er koud en warm tegelijk geblazen. "Geen reden tot paniek" volgens Prof. Devlieger van UZ Leuven (VRTNWS dd. 15 juni 2024), maar gynaecoloog Dehaene waarschuwt: "voor ongeboren kinderen kan deze infectie levensgevaarlijk zijn" (Het Belang van Limburg dd. 15 juni 2024).

Dr. Finoulst stelt op de website Gezondheid en Wetenschap dat de meeste zwangere vrouwen antistoffen hebben, hoewel dat in feite maar twee derde is: "De kans dat het levensgevaarlijk wordt, is namelijk heel erg klein". (Finoulst, Gezondheid en Wetenschap, dd. 20 juni 2024;).

Wat voor de populatie een klein risico (b)lijkt te zijn, is dat niet per se op persoonlijk vlak.

Alles wordt hierbij wat te veel gerelativeerd, het best case scenario wordt ingeroepen. De problematiek wordt vanuit een louter epidemiologisch standpunt en dus met een helicopterview bekeken. Voor de percentages wordt het beste cijfer in ogenschouw genomen en niet de spreiding, terwijl het beter is om van een worst case scenario uit te gaan bij een risicoanalyse. Er is 30 tot 50% overdracht van moeder naar kind, in plaats van 30% (Gigi et al., Eur J Obst & Gynecology Reprod Biol, 2021).

Wat voor de populatie een klein risico (b)lijkt te zijn, is dat niet per se op persoonlijk vlak. Elk koppel dat met een zwangerschapscomplicatie omwille van een parvovirus B19-infectie geconfronteerd wordt, ervaart dit als drama. Een parvovirus B19-infectie, de "vijfde kinderziekte", is bij kinderen inderdaad eerder onschuldig, maar heeft voor zwangere vrouwen het potentieel om ernstige gevolgen te hebben door verticale transmissie van moeder op kind.

Het virus wordt overgedragen door druppeltjes uit de keel. Vijf tot tien procent van de verticale transmissies geeft aanleiding tot intra-uteriene vruchtdood (Boissiere et al., Obstetrical and Gynaecological Survey, 2024). De risico's tijdens de zwangerschap zijn foetale anemie en hydrops foetalis.

Zevenentwintig procent van hydrops foetalis is gelinkt aan parvovirus B19-infectie. De eerste 20 weken is er 9% kans op een spontane abortus of intra-uteriene vruchtdood (Miller et al., Br J Obstet Gynaecol, 1998). Een zeer recente Deense studie vond 12% kans terug op ernstige complicaties tijdens zwangerschap (3,8% miskraam) (Nordholm et al., Eurosurveillance, 2024). Bij infectie van de moeder na 20 weken is er nauwelijks nog een verhoogd risico op intra-uteriene vruchtdood.

Er wordt aangenomen dat ongeveer 1 tot 3% van alle zwangere vrouwen tijdens de zwangerschap een infectie doormaakt (Boissiere et al., 2024; Crane et al., J Obstet Gynaecol Can, 2014). Dat cijfer kan tienmaal hoger liggen tijdens epidemische periodes (de Jong et al., J Clin Virol, 2006). Van alle miskramen in Denemarken is 0,1% geassocieerd met een parvovirus B19-infectie. In Nederland is er intra-uteriene sterfte bij 12 op 100.000 zwangerschappen in jaren zonder epidemie, en 48/100.000 in jaren met epidemie (Russcher et al., Nature Scientific Records, 2024).

Twee derde van de moeders heeft de ziekte eerder doorgemaakt (Nordholm et al.). Deze vrouwen hebben levenslange afweer en ze kunnen het virus niet doorgeven aan het kind.Congenitaal parvovirus B-19-infectie is relatief zeldzaam, maar in tijden van epidemieën (late winter, vroege lente) kan het couranter worden. Er is dan een substantieel risico op vruchtverlies en hydrops in de eerste 20 weken van de zwangerschap.

"I am the virus" (Killing Joke, 2015)Naast het mazelenvirus kwam een ander virus recent in de media, het parvovirus B19. Mijns inziens werd er koud en warm tegelijk geblazen. "Geen reden tot paniek" volgens Prof. Devlieger van UZ Leuven (VRTNWS dd. 15 juni 2024), maar gynaecoloog Dehaene waarschuwt: "voor ongeboren kinderen kan deze infectie levensgevaarlijk zijn" (Het Belang van Limburg dd. 15 juni 2024).Dr. Finoulst stelt op de website Gezondheid en Wetenschap dat de meeste zwangere vrouwen antistoffen hebben, hoewel dat in feite maar twee derde is: "De kans dat het levensgevaarlijk wordt, is namelijk heel erg klein". (Finoulst, Gezondheid en Wetenschap, dd. 20 juni 2024;).Alles wordt hierbij wat te veel gerelativeerd, het best case scenario wordt ingeroepen. De problematiek wordt vanuit een louter epidemiologisch standpunt en dus met een helicopterview bekeken. Voor de percentages wordt het beste cijfer in ogenschouw genomen en niet de spreiding, terwijl het beter is om van een worst case scenario uit te gaan bij een risicoanalyse. Er is 30 tot 50% overdracht van moeder naar kind, in plaats van 30% (Gigi et al., Eur J Obst & Gynecology Reprod Biol, 2021). Wat voor de populatie een klein risico (b)lijkt te zijn, is dat niet per se op persoonlijk vlak. Elk koppel dat met een zwangerschapscomplicatie omwille van een parvovirus B19-infectie geconfronteerd wordt, ervaart dit als drama. Een parvovirus B19-infectie, de "vijfde kinderziekte", is bij kinderen inderdaad eerder onschuldig, maar heeft voor zwangere vrouwen het potentieel om ernstige gevolgen te hebben door verticale transmissie van moeder op kind. Het virus wordt overgedragen door druppeltjes uit de keel. Vijf tot tien procent van de verticale transmissies geeft aanleiding tot intra-uteriene vruchtdood (Boissiere et al., Obstetrical and Gynaecological Survey, 2024). De risico's tijdens de zwangerschap zijn foetale anemie en hydrops foetalis. Zevenentwintig procent van hydrops foetalis is gelinkt aan parvovirus B19-infectie. De eerste 20 weken is er 9% kans op een spontane abortus of intra-uteriene vruchtdood (Miller et al., Br J Obstet Gynaecol, 1998). Een zeer recente Deense studie vond 12% kans terug op ernstige complicaties tijdens zwangerschap (3,8% miskraam) (Nordholm et al., Eurosurveillance, 2024). Bij infectie van de moeder na 20 weken is er nauwelijks nog een verhoogd risico op intra-uteriene vruchtdood.Er wordt aangenomen dat ongeveer 1 tot 3% van alle zwangere vrouwen tijdens de zwangerschap een infectie doormaakt (Boissiere et al., 2024; Crane et al., J Obstet Gynaecol Can, 2014). Dat cijfer kan tienmaal hoger liggen tijdens epidemische periodes (de Jong et al., J Clin Virol, 2006). Van alle miskramen in Denemarken is 0,1% geassocieerd met een parvovirus B19-infectie. In Nederland is er intra-uteriene sterfte bij 12 op 100.000 zwangerschappen in jaren zonder epidemie, en 48/100.000 in jaren met epidemie (Russcher et al., Nature Scientific Records, 2024).Twee derde van de moeders heeft de ziekte eerder doorgemaakt (Nordholm et al.). Deze vrouwen hebben levenslange afweer en ze kunnen het virus niet doorgeven aan het kind.Congenitaal parvovirus B-19-infectie is relatief zeldzaam, maar in tijden van epidemieën (late winter, vroege lente) kan het couranter worden. Er is dan een substantieel risico op vruchtverlies en hydrops in de eerste 20 weken van de zwangerschap.