Prof. dr. Veerle Surmont, thoracaal oncoloog in het UZ Gent, selecteerde verschillende interessante communicaties tijdens ASCO 2021. Vooreerst waren er enkele belangrijke updates met betrekking tot de (neo)adjuvante behandeling van de vroege stadia van niet-kleincellige longkanker (NSCLC). Daarnaast was er ook nieuws uit de hoek van de lokale behandelmodaliteiten en de aanpak van de gevorderde stadia van NSCLC.
...
De IMPower 010-studie werd uitgevoerd bij 1.280 patiënten in stadium IB-IIIA NSCLC, die na chirurgie en chemotherapie gedurende een jaar behandeld werden met atezolizumab ofwel de beste ondersteunende zorg kregen (1). Het primaire eindpunt, de ziektevrije overleving, was in het voordeel van atezolizumab bij PD-L1- positieve patiënten in stadium II-IIIA, maar niet in de totale intent-to-treatpopulatie. Prof. Surmont merkte op dat dit de eerste immuuncheckpointinhibitor was die een klinisch betekenisvol voordeel toonde in de adjuvante setting, die nog aangevuld moeten worden met resultaten van de algehele overleving (OS). Echter, zij stelde vooral de vraag wat de verdere aanpak zal zijn als deze patiënten recidief vertonen na de resectie, chemotherapie en immunotherapie. Vanwege de hoge tumorantigeenlast bij longkanker is neoadjuvante behandeling met chemotherapie en PD-L1-inhibitoren interessant. De resultaten van de CheckMate 816-studie werden eerder gepresenteerd, maar tijdens ASCO 2021 werden de chirurgische gegevens toegevoegd (2). In deze studie werden patiënten met reseceerbare NSCLC gerandomiseerd naar inductie met chemotherapie ofwel chemotherapie plus nivolumab. Tumorresectie werd uitgevoerd binnen zes weken na deze behandeling, gevolgd door adjuvante chemotherapie met of zonder bestraling. Het primaire eindpunt toonde een significante verbetering van de pathologische volledige respons (pCR) met neoadjuvante nivolumab plus chemotherapie. Meer patiënten hadden een minimaal invasieve ingreep en bij minder patiënten was een pneumonectomie nodig. Er waren ook meer patiënten met R0-resectie en er was geen uitstel van de operatie. "Deze resultaten zijn veelbelovend met een interessante pathologische respons," vond prof. Surmont. "Ook al weten we dat er een associatie is tussen de pCR en de algehele overleving, toch is het nog wachten op deze overlevingsdata (OS) vooraleer we onze dagelijkse praktijk zullen aanpassen," voegde ze toe. In de adjuvante setting bij patiënten met EGFR-mutaties is er sinds de ADAURA-studie discussie of de indrukwekkende ziektevrije overlevingsresultaten (DFS) met drie jaar osimertinib na resectie en chemotherapie, voldoende zijn om de behandelstrategie te wijzigen. ASCO 2021 zette deze gegevens in perspectief met twee nieuwe, gerandomiseerde studies bij patiënten met EGFR-mutaties waarbij behandeling met tyrosinekinase-inhibitoren (TKI) vergeleken werd met chemotherapie. In beide studies was er een DFS-voordeel, maar geen verbetering van de algehele overleving (OS). De fase 3-studie IMPACT was een Japans onderzoek met twee jaar gefitinib in vergelijking met cisplatinegebaseerde chemotherapie (3) en de Chinese fase 2-studie CTONG1103 bestudeerde de adjuvante behandeling met erlotinib vs. cisplatinegebaseerde chemotherapie gedurende één jaar (4). Ook de resultaten van de onlangs gepubliceerde CTONG1104-studie, sluiten hierbij aan met een initieel DFS- maar geen OS-voordeel na twee jaar behandeling met gefitinib (5). "Omdat het in de ADAURA-studie gaat over een derde-generatie- TKI met hogere hersenactiviteit en driejarige opvolging, moeten onze conclusies wachten op de follow-upresultaten van de ADAURA-studie," oordeelde prof. Surmont. De VIOLET-studie onderzocht lokale behandelingen van NSCLC in de vroege stadia. Videogeassisteerde thoracoscopische (VATS) en open lobectomie werden vergeleken op gerandomiseerde, gecontroleerde wijze (6). Tijdens ASCO 2020 werden al gunstige effecten op de levenskwaliteit getoond in de VATS-groep, met verbetering van het fysieke functioneren na één jaar, minder pijn, minder bijwerkingen en minder ziekenhuisopnamen. Dit jaar werden de oncologische uitkomsten gepresenteerd, waarbij er geen verschil gezien werd tussen VATS en open lobectomie. Deze resultaten versterken volgens prof. Surmont de verschuiving in de chirurgische aanpak, waarbij VATS de zorgstandaard wordt zonder de oncologische resultaten in gevaar te brengen. Een andere vroege, lokale behandeling bij NSCLC is de stereotactische ablatieve radiotherapie (SABR). Deze techniek werd bestudeerd in de STARS-studie bij 229 patiënten (7). De 3-jarige totale overleving was met 91% non-inferieur aan VATS. "SABR is een goede aanpak in deze populatie en kan nuttig zijn voor het multidisciplinaire overleg," aldus prof. Surmont. De 5-jarige resultaten van de algehele overleving in de PACIFIC-studie werden gepresenteerd (8). PACIFIC was een studie met patiënten in stadium III zonder progressie na chemoradiatie. De patiënten werden gerandomiseerd naar durvalumab gedurende één jaar of placebo. Deze overlevingsanalyse toonde een duurzame algehele overleving, met naar schatting 42,9% van de patiënten gerandomiseerd naar durvalumab nog in leven na vijf jaar; één op drie patiënten was vrij van ziekteprogressie. "Verder lopen er meerdere klinische studies bij niet-reseceerbaar stadium III NSCLC met immuuncheckpointinhibitoren in diverse combinaties, timings en populaties, waarover we in de nabije toekomst zullen horen", aldus prof. Surmont. Nieuwe medicijnen zijn op komst die de resistentie tegen derde-generatie-TKI aanpakken, zoals patritumab-deruxtecan en amivantamab met lazertinib, maar ook sotorasib bij KRAS- positieve patiënten.