Ongeveer 80% van alle patiënten met hoofd-halskanker (HNC) wordt behandeld met radiotherapie (RT). Dit kan leiden tot ernstige acute en late nevenwerkingen, en een belangrijke impact hebben op de levenskwaliteit. Het is daarom belangrijk om een zeer goede ondersteuning vanuit een multidisciplinair team te voorzien. Een gesprek met radiotherapeut-oncoloog prof. Sandra Nuyts (UZ Leuven) over de voornaamste nevenwerkingen.
...
Orale mucositis vormt één van de meest voorkomende acute toxiciteiten bij radiotherapie van hoofd-halskanker."Globaal wordt geschat dat zo'n twee derde van de HNC-patiënten die bestraald worden op de mondkeelholte, een ernstige graad van mucositis ontwikkelen. In combinatie met chemotherapie (CT) ontwikkelt bijna 100% orale mucositis tijdens de therapie," aldus prof. Nuyts. Naast concomitant CT-RT, vormt een hoge dosis RT hier ook een risicofactor voor. Voor RT zijn er bovendien gevoeligere plaatsen, zoals de mondvloer, lippen, laterale tong, amandelpijlers en het zacht verhemelte. Daarnaast zijn er patiëntgerelateerde risicofactoren die de graad van mucositis kunnen beïnvloeden: - slechte orale hygiëne; - slechte voedingsstatus, laag BMI; - reeds een droge mond hebben; - oudere leeftijd; - vrouwen; - roken/alcohol; - medicatie; - diabetes. De orale mucositis is tijdelijk van aard, neemt toe in de loop van de therapie en verdwijnt zo'n twee tot drie weken na het beëindigen van de behandeling. Vaak is er sprake van veel pijn, met mogelijke slikproblemen als gevolg, en van smaakverandering of -verlies.Daarnaast kan een verandering in de pH van de orale mucosa surinfecties teweegbrengen, met een slechte adem als gevolg. Ook een droge mond of xerostomie is een frequent voorkomende nevenwerking van RT bij deze patiënten. Door bestraling van de speekselklieren vermindert de functie, en bijgevolg de productie van het vloeibaar speeksel. Het visceuze speeksel blijft echter nog aangemaakt en zorgt voor de taaie slijmen in de keel. "Helaas is dit vaak een permanente nevenwerking, die zeer invaliderend is voor de patiënt. Van zodra je begint te praten, krijg je een kurkdroge mond en kan het zijn dat je bepaalde voedingsmiddelen niet meer afgeslikt krijgt. Bovendien ben je vatbaarder voor cariës, parodontitis en zelfs osteonecrose. Gelukkig is hier in de voorbije jaren veel onderzoek naar verricht en hebben we met verbeterde bestralingstechnieken (IMRT) het percentage van patiënten die hier op lange termijn ernstige last van heeft, aanzienlijk kunnen verlagen." Dysfagie of slikstoornissen vormen ook een zeer belangrijke nevenwerking voor de patiënt. Vaak komt dit door een combinatie van een verminderde speekselproductie, mucosale ontstekingen, en een dysfunctie van de slikspieren. "Deze kunnen acuut aanwezig zijn tijdens de behandeling tot enkele weken erna als een gevolg van de acute ontsteking, maar belangrijk is dat dit soms weken, maanden of zelfs jaren na de RT nog kan optreden door verlittekening van de slikspieren. Patiënten kunnen zeer grote slikproblemen ontwikkelen, waarbij ze geen vast voedsel meer afgeslikt krijgen. Hierdoor kan hun voedingsstatus ook verslechteren. Uit studies blijken xerostomie en dysfagie de belangrijkste impact te hebben op de levenskwaliteit van ex-HNC-patiënten. Ook hier hebben we dus veel aandacht voor. Door middel van sliksparende IMRT proberen we de slikstructuren een zo laag mogelijke bestralingsdosis te geven. Anderzijds sporen we de patiënten tijdens de behandeling aan om te blijven eten en drinken zodat de slikspieren onderhouden worden." "Wat betreft orale mucositis, is adequate pijnstilling in de acute fase erg belangrijk, net als een desinfecterend mondspoelmiddel. We schrijven vaak een magistraal mondspoelmiddel voor, de zogenaamde ' magical mouth wash', dat zes keer per dag gebruikt moet worden en lokaal verdooft, ontsmet en pijnstillend werkt. Omdat mucositis de voedingsinname erg verstoort, krijgen patiënten ook een intensieve begeleiding door een diëtist. Voor xerostomie blijft de beste behandeling om voldoende water te drinken en een goede orale hygiëne te onderhouden. Tijdelijk kunnen speekselsubstituten onder de vorm van sprays of gels de droge mond verlichten. Verder worden er voor elke patiënt gebitskapjes gemaakt op basis van het gebitsafdruk, waarop ze dagelijks en levenslang fluoridegel moeten aanbrengen om het tandglazuur te versterken." "Jaarlijks bestralen wij in het UZ Leuven zo'n 200 à 250 HNC-patiënten, waardoor we een heel groot team hebben om alle acute toxiciteit in goede banen te leiden, maar ook om preventief te werken. Zo worden onze diëtisten vanaf de start van het behandeltraject standaard ingezet en krijgen patiënten met een hoger risico van slikproblemen preventieve slikoefeningen aangeleerd door een logopedist. Daarnaast krijgen al onze HNC-patiënten voor de start van de radiotherapie een volledig tandnazicht door onze parodontoloog, zodat eventuele problemen voorafgaand aan de therapie behandeld kunnen worden. Post-therapeutische tandextracties dienen bijvoorbeeld vermeden te worden vanwege het risico op osteonecrose. Uiteraard betekent dit dat we soms tegen de klok moeten werken, zodat de oncologische behandeling niet vertraagd moet worden. Het vraagt een toegewijd team en een logistieke keten die goed op punt staat. Daarom pleiten we al lange tijd voor een centralisatie van zowel de oncologische als supportieve zorg voor deze patiëntenpopulatie."