Ook in deze voordracht werd het toevoegen van lenalidomide aan de standaard CHOP-R-behandeling bij het diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) bekeken. Deze Amerikaanse resultaten van de ECOG-ACRIN-studie 1412 werden gepresenteerd door prof. dr. G.S. Nowakowski van de Mayo kliniek en logischerwijze werd uitgekeken of deze resultaten een bevestiging zouden zijn van de ROBUST-data.
Rationale voor deze studie was gelijklopend met de rationale in de ROBUST-studie met name de single-agent-activiteit die lenalidomide getoond heeft bij een recidief van een DLBCL. Studies met lenalidomide in combinatie met R-CHOP (R²-CHOP) voor het onbehandelde DLBCL hebben aangetoond dat het regime veilig is met veelbelovende activiteit, in het bijzonder in het geactiveerde B-celachtige (ABC) subtype.
De ECOG-ACRIN-studie 1412 (E1412) is een gerandomiseerde fase 2-studie die R²-CHOP vergelijkt met R-CHOP in nog onbehandelde DLBCL-patiënten. Geschikte patiënten zijn ouder dan 18 jaar, met een pathologische bevestigde DLBCL, stadium II-IV, een IPI ≥ 2, en een ECOG PS ≤ 2. Patiënten werden gerandomiseerd naar lenalidomide PO 25 mg/dag (d1-10 q21d) en standaard R-CHOP21 of naar R-CHOP21 en dat gedurende 6 cycli. Het primaire eindpunt in deze studie was eveneens de progressievrije overleving. (PFS). Secundaire eindpunten waren de responspercentages en de globale overleving (OS). 349 patiënten werden in de studie geïncludeerd waarvan er 280 evalueerbaar waren (145 in de R²-CHOP-groep en 135 in de R-CHOP-groep). Bovendien hadden er 94 patiënten het ABC-subtype en 122 een GCB-subtype en konden 18 patiënten niet geclassificeerd worden.
In de R²-CHOP-arm hadden 97% van de patiënten een respons, waarvan 72% een complete respons vertoonden, tegenover 92% responders in de R-CHOP-arm, met 67% complete responses. Deze verschillen zijn niet significant. Met een mediane follow-up van 2,4 jaar wordt R²-CHOP geassocieerd met een 33% vermindering van het risico op progressie in vergelijking met R-CHOP. De hazard ratio bedraagt 0,67 (95% CI 0,44-1,03) met een p-waarde van 0,03, wat wijst op een significant verschil. De totale overleving over twee jaar was 87% en 80%, respectievelijk.
Prof. dr. G.S. Nowakowski concludeert dan ook dat de toevoeging van lenalidomide aan R-CHOP (R²-CHOP) in dit fase II-onderzoek de PFS verbeterde in nieuw gediagnosticeerd DLBCL. Dit staat schijnbaar in tegenspraak met de ROBUST-studiedata die geen verbetering van de PFS konden vaststellen. In een discussie achteraf verwees prof. dr. Shipp (Boston) naar de verschillen in beide studies. Vooral de lenalidomidedosis was sterk verschillend: 15 mg/dag d1-d14 in de ROBUST-studie versus 25 mg/dag d1-10 in de E1412-studie. Daarnaast zal het feit dat in de ROBUST-studie enkel ABC-subtypes konden worden geïncludeerd ook een rol hebben gespeeld. Daarnaast is de tijd tussen diagnose en start van behandeling sterk verschillend in beide studies: 31 dagen in de ROBUST-studie versus 21 dagen in E1412-studie. Verdere analyse van deze studieresultaten is nodig om deze data te verduidelijken.
Rationale voor deze studie was gelijklopend met de rationale in de ROBUST-studie met name de single-agent-activiteit die lenalidomide getoond heeft bij een recidief van een DLBCL. Studies met lenalidomide in combinatie met R-CHOP (R²-CHOP) voor het onbehandelde DLBCL hebben aangetoond dat het regime veilig is met veelbelovende activiteit, in het bijzonder in het geactiveerde B-celachtige (ABC) subtype. De ECOG-ACRIN-studie 1412 (E1412) is een gerandomiseerde fase 2-studie die R²-CHOP vergelijkt met R-CHOP in nog onbehandelde DLBCL-patiënten. Geschikte patiënten zijn ouder dan 18 jaar, met een pathologische bevestigde DLBCL, stadium II-IV, een IPI ≥ 2, en een ECOG PS ≤ 2. Patiënten werden gerandomiseerd naar lenalidomide PO 25 mg/dag (d1-10 q21d) en standaard R-CHOP21 of naar R-CHOP21 en dat gedurende 6 cycli. Het primaire eindpunt in deze studie was eveneens de progressievrije overleving. (PFS). Secundaire eindpunten waren de responspercentages en de globale overleving (OS). 349 patiënten werden in de studie geïncludeerd waarvan er 280 evalueerbaar waren (145 in de R²-CHOP-groep en 135 in de R-CHOP-groep). Bovendien hadden er 94 patiënten het ABC-subtype en 122 een GCB-subtype en konden 18 patiënten niet geclassificeerd worden. In de R²-CHOP-arm hadden 97% van de patiënten een respons, waarvan 72% een complete respons vertoonden, tegenover 92% responders in de R-CHOP-arm, met 67% complete responses. Deze verschillen zijn niet significant. Met een mediane follow-up van 2,4 jaar wordt R²-CHOP geassocieerd met een 33% vermindering van het risico op progressie in vergelijking met R-CHOP. De hazard ratio bedraagt 0,67 (95% CI 0,44-1,03) met een p-waarde van 0,03, wat wijst op een significant verschil. De totale overleving over twee jaar was 87% en 80%, respectievelijk.Prof. dr. G.S. Nowakowski concludeert dan ook dat de toevoeging van lenalidomide aan R-CHOP (R²-CHOP) in dit fase II-onderzoek de PFS verbeterde in nieuw gediagnosticeerd DLBCL. Dit staat schijnbaar in tegenspraak met de ROBUST-studiedata die geen verbetering van de PFS konden vaststellen. In een discussie achteraf verwees prof. dr. Shipp (Boston) naar de verschillen in beide studies. Vooral de lenalidomidedosis was sterk verschillend: 15 mg/dag d1-d14 in de ROBUST-studie versus 25 mg/dag d1-10 in de E1412-studie. Daarnaast zal het feit dat in de ROBUST-studie enkel ABC-subtypes konden worden geïncludeerd ook een rol hebben gespeeld. Daarnaast is de tijd tussen diagnose en start van behandeling sterk verschillend in beide studies: 31 dagen in de ROBUST-studie versus 21 dagen in E1412-studie. Verdere analyse van deze studieresultaten is nodig om deze data te verduidelijken.