De ProtecT-studie (PROstate TEsting for Cancer and Treatment) is een Britse gerandomiseerde studie, die tussen 1999 en 2009 is uitgevoerd bij 1643 mannen van 50-69 jaar met een plaatselijke prostaatkanker, die een laag of intermediair risico liepen. De diagnose was gesteld op grond van een bepaling van het PSA-gehalte. De patiënten werden gerandomiseerd naar actieve surveillance (n = 545), een radicale prostatectomie (n = 553) of radicale radiotherapie (n = 545).
Na tien jaar was het percentage patiënten met tumorprogressie of metastasering tweemaal hoger in de 'actieve surveillance'-groep dan in de andere twee groepen. Vandaar de vrees dat de overleving op langere termijn in die groep weleens minder goed zou kunnen zijn.
In Milaan zijn de gegevens gepresenteerd na een gemiddelde follow-up van ongeveer 15 jaar. De prostaatkankerspecifieke en de totale overleving waren hoog en vergelijkbaar in de drie groepen. Slechts 3-4% van de patiënten in de ProtecT-studie is gestorven aan hun kanker, ongeacht de behandelingsgroep.
Nog een interessant gegeven: de patiënten die metastasen hebben ontwikkeld, zijn niet altijd gestorven aan hun kanker. De prostaatkankerspecifieke sterfte blijkt dus een betere parameter van werkzaamheid van een behandeling te zijn dan de tijd tot optreden van metastasen.
Bij de nieuwe analyse van de gegevens is ook duidelijk geworden dat onze methoden om het risico te ramen allesbehalve denderend zijn. Minstens 10% van de patiënten die waren opgenomen in de ProtecT-studie, liep eigenlijk een hoog risico; ongeveer 1/3 van de patiënten bij wie een prostatectomie was uitgevoerd binnen een jaar na inclusie, had een tumor stadium pT3 en acht van de dertien patiënten van de 'actieve surveillance'-groep bij wie een radicale prostatectomie was uitgevoerd tijdens de follow-up en die zijn gestorven aan hun kanker, waren gestratificeerd als zijnde patiënten met een laag risico.
In een andere presentatie tijdens die sessie is ook gerapporteerd dat de levenskwaliteit in termen van geestelijke en algemene lichamelijke gezondheid al bij al vergelijkbaar was in de drie behandelingsgroepen. Maar de nieuwe analyse leert helaas dat de negatieve invloed van chirurgie en radiotherapie op de urinewegen, de darmen en de seksualiteit veel langer aanhoudt dan eerder werd gedacht (tot 12 jaar na de behandeling).
De essentiële boodschap is dat je bij patiënten die een laag of intermediair risico lopen, de tijd moet nemen om de mogelijke voor- en nadelen van radicale behandelingen tegen elkaar af te wegen. Dat zal geen invloed hebben op hun overleving. Kortom, een radicale behandeling verlaagt wel het risico op plaatselijke tumorprogressie en metastasering, maar heeft invloed op het functioneren op korte, middellange en lange termijn en op de levenskwaliteit, en dat moet je met de patiënten bespreken.
Naar de presentaties van Freddy Hamdi en Jenny Donovan.
Na tien jaar was het percentage patiënten met tumorprogressie of metastasering tweemaal hoger in de 'actieve surveillance'-groep dan in de andere twee groepen. Vandaar de vrees dat de overleving op langere termijn in die groep weleens minder goed zou kunnen zijn.In Milaan zijn de gegevens gepresenteerd na een gemiddelde follow-up van ongeveer 15 jaar. De prostaatkankerspecifieke en de totale overleving waren hoog en vergelijkbaar in de drie groepen. Slechts 3-4% van de patiënten in de ProtecT-studie is gestorven aan hun kanker, ongeacht de behandelingsgroep.Nog een interessant gegeven: de patiënten die metastasen hebben ontwikkeld, zijn niet altijd gestorven aan hun kanker. De prostaatkankerspecifieke sterfte blijkt dus een betere parameter van werkzaamheid van een behandeling te zijn dan de tijd tot optreden van metastasen.Bij de nieuwe analyse van de gegevens is ook duidelijk geworden dat onze methoden om het risico te ramen allesbehalve denderend zijn. Minstens 10% van de patiënten die waren opgenomen in de ProtecT-studie, liep eigenlijk een hoog risico; ongeveer 1/3 van de patiënten bij wie een prostatectomie was uitgevoerd binnen een jaar na inclusie, had een tumor stadium pT3 en acht van de dertien patiënten van de 'actieve surveillance'-groep bij wie een radicale prostatectomie was uitgevoerd tijdens de follow-up en die zijn gestorven aan hun kanker, waren gestratificeerd als zijnde patiënten met een laag risico.In een andere presentatie tijdens die sessie is ook gerapporteerd dat de levenskwaliteit in termen van geestelijke en algemene lichamelijke gezondheid al bij al vergelijkbaar was in de drie behandelingsgroepen. Maar de nieuwe analyse leert helaas dat de negatieve invloed van chirurgie en radiotherapie op de urinewegen, de darmen en de seksualiteit veel langer aanhoudt dan eerder werd gedacht (tot 12 jaar na de behandeling).De essentiële boodschap is dat je bij patiënten die een laag of intermediair risico lopen, de tijd moet nemen om de mogelijke voor- en nadelen van radicale behandelingen tegen elkaar af te wegen. Dat zal geen invloed hebben op hun overleving. Kortom, een radicale behandeling verlaagt wel het risico op plaatselijke tumorprogressie en metastasering, maar heeft invloed op het functioneren op korte, middellange en lange termijn en op de levenskwaliteit, en dat moet je met de patiënten bespreken. Naar de presentaties van Freddy Hamdi en Jenny Donovan.