...

Een weloverwogen ontwerp van een zorggebouw kan zowel stress en angsten verminderen, alsook de gezondheid en het helingsproces bevorderen. Vertrekkende van de kankerpatiënt, ging Pleuntje Jellema na wat hun noden en gevoeligheden zijn ten aanzien van de gebouwde omgeving van ziekenhuizen, en hoe architecten en opdrachtgevers hier meer inzicht in kunnen verwerven. Het onderzoek werd gesteund door Kom op tegen Kanker en het Fonds Suzanne Duchesne. Een heterogene groep van volwassen kankerpatiënten werd gevraagd foto's te maken om de voor hen belangrijke ruimtelijke aspecten naar voren te brengen. Naast de zintuiglijke dimensies (visueel, geluid, geur), net als mobiliteit en toegankelijkheid, werd ook geanalyseerd welke activiteiten ruimtes mogelijk maken. Al gauw bleek dat de kankerzorgomgeving niet één specifieke zorgomgeving omvat, maar een geheel vormt van verschillende formele en informele zorglocaties. Patiënten bezochten gedurende het behandeltraject vaak verschillende locaties. Bij een algemeen ziekenhuis betrof dit vaak verschillende campussen ( Figuur 1a), waar het bij een universitair ziekenhuis meestal verschillende delen van hetzelfde gebouw betrof. Kankerpatiënten beschouwden ruimtes die gewoonlijk niet daartoe worden gerekend ook als deel van hun kankerzorgomgeving, bijvoorbeeld tussenruimtes (gangen en wachtruimtes), medische beeldvorming, kantine, net als de thuisomgeving en de route naar het ziekenhuis. De eerste indruk die patiënten kregen van de kankerzorgomgeving, voornamelijk bij een kankerdiagnose, bleek hen lang bij te blijven. Deze omgeving zou de confrontatie echter deels kunnen versterken of vergemakkelijken. De initiële ervaring wordt namelijk beïnvloed door elementen van belichting, inrichting en uitrusting, nabijheid van groen, kleur, temperatuur, geur en de staat van het gebouw. Wat betreft de ruimtelijke organisatie, waren de plaatsen van onthaal over het gehele ziekenhuis zeer belangrijk. Idealiter zou de ontvangstruimte van de kankerzorgafdeling eenvoudig en snel bereikbaar moeten zijn ( Figuur 1b). Verder werd de aandacht getrokken wat betreft de ruimtelijke organisatie van de kankerzorgafdeling met betrekking tot de afstand die men in het ziekenhuis moest afleggen, vanaf de parking, en van thuis uit. Bovendien zou ook meer ondersteuning geboden kunnen worden bij de bewegwijzering in het ziekenhuis. "Wat betreft tussenruimtes, zoals gangen en wachtruimtes, plaatsen waar zeer veel tijd wordt doorgebracht, is het cruciaal om het patiëntperspectief mee te nemen in ontwerptrajecten." Een patiënte moest zich voor het eerst aanmelden aan het onthaal, waar ze eerst door een gang moest wandelen met zicht op vele (reeds kale) patiënten in hun ziekenkamer die chemo toegediend kregen. Het perspectief van de patiënt wordt beïnvloed door diens 'veranderend' lichaam. Doorheen het behandeltraject kan het lichaam verzwakken en/of kunnen zintuiglijke aspecten veranderen, samen met de perceptie van de gebouwde omgeving. Zo kan een gang tijdens de behandeling heel lang lijken, terwijl die voor of na het behandeltraject zo niet wordt ervaren. Daarnaast zijn patiënten ook gevoelig voor de veranderingen die een gebouw letterlijk kan ondergaan. Patiënten hadden duidelijk een grote nood aan een variatie van ruimtes, met betrekking tot privacy en contact, het mogelijk maken van activiteiten, en inrichting en uitrusting. Ruimtes waar ze zich konden terugtrekken en die een niet-klinische sfeer weerspiegelen waren in dit opzicht het belangrijkst. "Het risico bestaat hier wel dat men een soort van exclusiviteit creëert. Wie bepaalt wie daar op welk moment gebruik van mag maken?", bemerkte Pleuntje. Bovendien zou een ruimte voor psychosociale zorg waar men op elk moment naartoe kan, erg gewaardeerd worden. Psychosociale zorg op afspraak of georganiseerd op bepaalde dagen met medepatiënten bleek onvoldoende. "De diversiteit aan gevoeligheden en beperkingen kan bovendien verder doorgetrokken worden naar heel wat andere patiëntengroepen, gepaste ruimtelijke interventies zouden aldus meerdere doelgroepen kunnen helpen." Zorgverleners kunnen (proactief) veranderingen in hun materiële werkomgeving aanbrengen en zo de ruimtelijke aspecten beïnvloeden die een impact hebben op de beleving van patiënten. "Momenteel brengen zorgverleners veranderingen aan die voordelig zijn voor hun werkervaring, maar daarom niet voor de patiëntbeleving. Toch zouden zij betrokken moeten worden bij het ontwerpproces om de verschillen tussen de noden van zorgprofessionals en patiënten aan te kaarten. Zo zouden zij patiënten kunnen betrekken, of zou er een mogelijkheid moeten bestaan om zorgverleners op te leiden over het belang van een ruimte. De moeite die zorgverleners hiervoor inzetten zou tenslotte ook erkend en beloond moeten worden."