In een internationale fase 3-studie werden 535 patiënten met behandelingsnaïeve chronische lymfatische leukemie ad random behandeld met ofwel acalabrutinib-obinutuzumab (179 patiënten), ofwel monotherapie van acalabrutinib (179 patiënten), ofwel obinutuzumab-chloorambucil (177 patiënten).
...
Acalabrutinib werd tweemaal per dag peroraal ingenomen tot progressie van de aandoening of het optreden van onaanvaardbare bijwerkingen. In de groep met acalabrutinib-obinutuzumab werd obinutuzumab intraveneus toegediend op dag 1 (100 mg), 2 (900 mg), 8 (1.000 mg), en 15 (1.000 mg) van de 2° cyclus en op dag 1 (1.000 mg) van cycli 3-7. In de groep met obinutuzumab en chloorambucil werd obinutuzumab intraveneus toegediend op dag 1 (100 mg), 2 (900 mg), 8 (1.000 mg), en 15 (1.000 mg) van de 1° cyclus en op dag 1 (1.000 mg) van cycli 2-6. Chloorambucil werd peroraal ingenomen (0,5 mg/kg) op dag 1 en 15 van elke cyclus, gedurende zes cycli.Na een mediane follow-up van 28,3 maanden (IQR 25,6-33,1) was de mediane progressievrije overleving significant langer met acalabrutinib-obinutuzumab (niet bereikt, 95% CI niet-evalueerbaar) dan met obinutuzumab-chloorambucil (22,6 maanden, 20,2-27,6). Dit resulteerde in een 90% vermindering van het relatieve risico op progressie of overlijden met acalabrutinib-obinutuzumab. Ook met acalabrutinib in monotherapie was de mediane progressievrije overleving significant langer dan met obinutuzumab-chloorambucil (niet bereikt, range 34,2-niet evalueerbaar) dan met obinutuzumab-chloorambucil (22,6; 95% CI: 20,2-27,6). De geschatte progressievrije overleving na 24 maanden bedroeg 93% met acalabrutinib-obinutuzumab en 87% met acalabrutinib in monotherapie tegenover 47% met obinutuzumab-chloorambucil. De meest voorkomende ernstige bijwerkingen van graad 3 of meer, waren neutropenie (53 [30%] van de 178 patiënten in de groep met acalabrutinib-obinutuzumab, 17 [9%] van de 179 patiënten in de acalabrutinibgroep, en 70 [41%] van de 169 patiënten in de obinutuzumab-chloorambucilgroep). De infusiereacties (alle graden) kwamen minder frequent voor met acalabrutinib-obinutuzumab (24 [13%] van de 178 patiënten) dan met obinutuzumab-chloorambucil (67 [40%] van de 169 patiënten). Ernstige infecties van graad 3 of meer traden op bij 37 (21%) patiënten, behandeld met acalabrutinib-obinutuzumab, 25 (14%) patiënten behandeld met monotherapie van acalabrutinib, en 14 (8%) patiënten aan wie obinutuzumab-chloorambucil werd toegediend. Overlijdens traden op bij acht patiënten met acalabrutinib-obinutuzumab, 12 patiënten met acalabrutinib, en 15 patiënten met obinutuzumab-chloorambucil. Sharman, J.,P., Egyed, M., Jurczak, W. et al: Acalabrutinib with or without obinutuzumab versus chlorambucil and obinutuzmab for treatment-naive chronic lymphocytic leukaemia (ELEVATE TN): a randomised, controlled, phase 3 trial. Lancet 2020; 395: 1278-91, April 2020. DOI: https://doi.org/10.1016/S0140-6736(20)30372-X