...

Van de studies die een duale combinatietherapie onderzochten tegenover sunitinib bij gemetastaseerde, eerder onbehandelde ccRCC, vergeleek deze studie als enige niet minder dan drie armen. 1.069 patiënten met gemetastaseerde ccRCC (elk type MSKCC-risicogroep) werden gerandomiseerd (1:1:1) naar lenvatinib+pembrolizumab (lenva-pembro), lenvatinib+everolimus (lenva-eve), of sunitinib. De mediane follow-up was 26,6 maanden. De mediane PFS was significant verlengd in de lenva-pembro-groep (23,9m) versus sunitinib (9,2m). Het risico op sterfte of ziekteprogressie was tevens significant verlaagd met 61%. De mediane OS was nog in geen enkele arm bereikt. Prof. Bex merkte op dat de OS-curves zeer mooi openen en verwacht wordt dat dit statistisch significant blijft, met een huidige hazard ratio van 0,66 (95% CI 0,49-0,88; p = 0,005) ten gunste van lenva-pembro versus sunitinib. Voorts was er een eerder ongezien percentage CR van 16,1% met lenva-pembro (vs. resp. 9,8% en 4,2% voor lenva-eve en sunitinib), en dit in een niet-geselecteerde populatie. Het bevestigde ORR lag in de lenva-pembro-groep op 71% versus 53,5% met lenva-eve en 36,1% met sunitinib. Tevens toonde een percentage progressieve ziekte (PD) van 4,5% als beste totale respons op lenva-pembro aan dat dit een zeer doeltreffende combinatietherapie is.Prof. Bex bemerkte dat deze positieve studieresultaten mogelijks verklaard kunnen worden doordat slechts 9% van de intention-to-treat-populatie een ongunstig IMDC-risicoprofiel had. In het licht van de richtlijnen voor gemetastaseerde RCC concludeerde hij dat er nu minstens drie eerstelijnscombinatietherapieën beschikbaar zijn die in gelijke mate voordeel bieden aan de gunstige IMDC-risicogroep (nivolumab-cabozantinib, pembro-axitinib, pembro-lenva), en vier combinatietherapieën (4e is ipilimumab-nivolumab) die wellicht binnenkort beschikbaar zullen zijn voor de intermediaire en ongunstige IMDC-risicogroepen.Interessant voor de chirurgen onder ons was tenslotte de fase 2-studie NAXIVA, die bij 21 mannen met gemetastaseerde en niet-gemetastaseerde ccRCC onderzocht of neoadjuvante behandeling met axitinib de uitgebreidheid van een veneuze tumortrombus (VTT) kan inperken alvorens chirurgische behandeling (2). Het primair eindpunt, een > 25% verbetering overeenkomstig de Mayo-classificatieniveaus (4 niveaus van VTT-uitbreiding tussen de vena renalis en supradiafragmatische inferior vena cava (IVC)), werd bereikt bij 31,3% van evalueerbare patiënten. Zes van de 17 IVC VTT-patiënten die uiteindelijk naar chirurgie vorderden, alsook 1 van 4 vena renalis VTT-patiënten verkregen een respons op axitinib. Verder werd bij 5 van de 17 patiënten (29,4%) een verbetering van de 'level-of-control' van de vena renalis/IVC waargenomen, en bij niemand was er sprake van een verslechtering. Opmerkelijk was dat maar liefst 7 van de 17 patiënten (41,1%) een minder invasieve chirurgische aanpak konden ondergaan. De gerapporteerde Clavian-Dindo 3+ complicaties waren bovendien steeds geassocieerd met het chirurgisch risico. Deze prospectieve data hebben aldus het potentieel om chirurgische morbiditeit en mortaliteit te verlagen, en de overleving te verhogen.1. Motzer R, et al. NEJM 2021; 384: 1289-1300.2. Stewart GD, et al. ASCO Genitourinary Cancers Symposium 2021. Abstract 275.